Vlak voor het druk wordt, komt ze de winkel in. Ik schat een jaar of 32. Vrij lang. Blond. Open blik. Ik vraag. Zij praat.
‘Nee, ik kom hier nog niet lang, maar kom nu wel elke keer terug. Het is fijn hier. Het is vrij. Lachen met elkaar. Niet plat. Met [zoekt even de naam van Ellen] geinen over een slip, die eigenlijk niet meer is dan drie draden. Laten we wel wezen, naar Hunkemöller kunnen we allemáal.’
Ze verdwijnt in het pashok naast de stay-ups. Ik noteer in gedachten dat het rek met mannenslips ergens anders moet. El kruipt óok achter het grijs-fluwelen gordijn. Zij: ‘Nee, niet die… Ik heb geen mooie billen.’ En: ‘Hoe werkt deze? Waar zit hiervan de ingang?’ Een hoop gegiechel. Nog méer gegiechel. Ik hoor Ellens ervaring: ‘Niet die grotere nemen. Hij hoort goed aan te sluiten. Je borsten staan er prachtig in.’
Terwijl ik dit typ, steekt ze haar hoofd door het gordijn naar mij. ‘Ik voel me hier vertrouwd.’ Later, terwijl ze kiest voor hartjespapier met het gouden streepje: ‘Ik heb kleine kinderen… Begrijp me goed, ze staan altijd op één en dat blijft zo, maar ik wil meer dan even in de pauze van CSI, als je begrijpt wat ik bedoel. Daarom kom ik hier. Ook díe lijn doorzetten.’ Ze pint de rekening en loopt met een matzwart MySin-tasje richting de deur. De winkel staat nu vol klanten – alleenstaanden, stelletjes, sommigen nieuw, anderen ken ik al heel lang. Als ze haar haar opschudt: ‘We gaan eind van de week naar ‘n camping bij Maastricht.’ Ellen, bij wijze van uitzwaai: ‘Laat je weten hoe het was?’
Als ze de deur sluit, is het gesprek met de man, die drie winkels in de Randstad als favoriet heeft, al begonnen. Wij zijn er één van. Híj komt hier al vierentwintig jaar.